Een Kind in de Schaduw van Narcistisch Misbruik: Mijn Vlucht naar Veiligheid

In zijn boek 'Appelgroenzeeblauw' schreef Lounis de ervaringen uit zijn kindertijd neer die hij had met narcistisch misbruik, rouw en zijn zoektocht naar hoop en veerkracht.

"Als kind wist ik niet hoe ik de chaos om mij heen op papier moest zetten. Alles voelde te overweldigend.

Wat ik wél wist, was dat ik mijn gevoelens ergens kwijt moest. Maar er was niemand in mijn omgeving die ik kon vertrouwen, niemand om mijn verdriet, mijn angst, en mijn eenzaamheid mee te delen.

Mijn oma, een vriendelijke vrouw van in de zestig met zeeblauwe ogen en een warm gezicht, deed alles wat ze kon om voor mij te zorgen. Als mijn moeder te dronken was om mij van school op te halen en mijn stiefvader onbereikbaar was, belde de school mijn oma. Zij kwam altijd.

In mijn dagboek schreef ik vaak over mijn oma. Zij bevond zich het dichtst bij een gevoel van veiligheid en liefde. Eigenlijk was ze mijn stiefoma, maar dat ontdekte ik pas later. Voor mij was zij diegene bij wie ik kon ontsnappen aan de dronken ruzies, de onvoorspelbaarheid van mijn moeder en de alomtegenwoordige chaos. Haar huis was een oase van rust, gevuld met de geur van vers brood en Marseille-zeep – de geur van onvoorwaardelijkheid en veiligheid.

Mijn oma, een vriendelijke vrouw van in de zestig met zeeblauwe ogen en een warm gezicht, deed alles wat ze kon om voor mij te zorgen. Als mijn moeder te dronken was om mij van school op te halen en mijn stiefvader onbereikbaar was, belde de school mijn oma. Zij kwam altijd. Ze liet me nooit voelen dat ik een last was, al maakte ze haar afkeer van mijn moeders alcoholmisbruik soms subtiel duidelijk. In haar ogen was mijn moeder een duivelin, en dat liet ze niet na te benoemen. Maar wat ze niet doorhad, was dat ik mijn moeder ondanks alles graag zag.

Voor mij als kind was dat enorm verwarrend. Mijn moeder was een bron van woede, schaamte, teleurstelling en pijn. Maar ze was ook mijn moeder, en ergens hield ik van haar. Die tegenstrijdige emoties waren bijna ondraaglijk. Ik herinner me nog de dag dat ik thuiskwam van school en mijn moeder bewusteloos op de grond vond. Ze was in een dronken bui gevallen en had haar hoofd bezeerd; er liep een straaltje bloed over haar gezicht. Ik was alleen thuis en wist niet wat ik moest doen.

Voor mij als kind was dat enorm verwarrend. Mijn moeder was een bron van woede, schaamte, teleurstelling en pijn. Maar ze was ook mijn moeder, en ergens hield ik van haar. Die tegenstrijdige emoties waren bijna ondraaglijk.

In mijn paniek legde ik een kussen onder haar hoofd en probeerde mezelf te kalmeren. Toen mijn stiefvader thuiskwam, keek hij nauwelijks naar haar en zei: 'Negeer haar, ze wil gewoon aandacht.' Die woorden zijn nooit meer uit mijn hoofd gegaan. Zelfs als kind voelde ik dat er iets fundamenteel verkeerd was aan die opmerking. Wat een vreemde manier om aandacht te trekken, dacht ik toen. En ergens wist ik dat hij ongelijk had. De weekenden die ik bij mijn oma doorbracht, waren mijn enige houvast in een onzekere wereld. Ik wilde daar blijven, het liefst voor altijd. Maar wat ik toen niet wist, was dat ook die illusie van veiligheid uiteindelijk zou worden verbrijzeld. De waarheid over haar huis, haar karakter, en mijn eigen plek daarin zou later een zware schaduw werpen over mijn herinneringen.

Toch koester ik de momenten die ik daar had. De geur van haar huis, haar zachte stem, haar onvoorwaardelijke aanwezigheid. Die herinneringen waren mijn reddingsboei in een zee van onbegrip en pijn.

Met mijn boek hoop ik dat ik anderen kan helpen om te begrijpen wat een kind doormaakt in een situatie zoals diegene waarin ik opgroeide en het tegelijk een lichtpuntje kan zijn voor hen die iets soortgelijks meemaken of hebben meegemaakt."

Terug