Er ligt nog veel werk op de plank als we drama’s zoals de dood van Dean willen voorkomen, schrijft Kaat Vanthuyne.
Het nieuws over de trieste dood van kleuter Dean heeft ons allemaal geschokt. Ook binnen de geestelijke gezondheidszorg blijven we verweesd achter. Hadden we meer kunnen doen? Welke lessen moeten we trekken om te voorkomen dat zoiets weer gebeurt?
Mensen opsluiten in een gevangenis zonder hun onderliggende problemen te behandelen, is alvast geen goed idee. Misdaden moet je uiteraard bestraffen, maar de onderliggende psychische problemen of verslavingen moet je ook behandelen. Uit onderzoek blijkt dat gevangenen met een ernstige persoonlijkheidsstoornis veel meer kans hebben te hervallen als ze niet behandeld worden. Na de vrijlating is er dus een grotere kans dat ze opnieuw ernstige feiten plegen. Net om die reden begint de behandeling bij voorkeur al in de gevangenis, en krijgt die een vervolg met de juiste professionele zorg na de detentie.
Wat we zeker in vraag moeten stellen, is de manier waarop de diagnosestelling nu gebeurt. Bij het begin van de detentie is er een gesprek met de gerechtspsychiater dat allesbepalend is voor de diagnose. De omstandigheden zijn allesbehalve ideaal. Soms zijn gedetineerden nog onder invloed. Of ze proberen de feiten te verdraaien in de hoop een mildere straf te krijgen. En de werkdruk van de gerechtspsychiater is niet min. Op korte tijd moet die oordelen of de gedetineerde behandelbaar is of niet. Dat bepaalt het volledige verdere traject.
Het zou beter zijn om eerst een ruime periode van observatie in de gevangenis te voorzien, zoals in Nederland gebruikelijk is. Dan pas kun je grondig beoordelen of de betrokkene al dan niet behandelbaar is. Op die manier wordt de detentieperiode zinvol en krijgt de gedetineerde met een psychische problematiek ook de kans aan zichzelf te werken. Daarna is een betere inschatting mogelijk van hoe haalbaar een behandeling en de toeleiding naar gespecialiseerde zorg is.
De gespecialiseerde zorg van de forensische diensten is niet toegankelijk voor veroordeelde gevangenen
De wetgeving maakt bij de beoordeling van misdadigers het onderscheid tussen wie toerekeningsvatbaar is en wie dat vanwege een psychische problematiek niet is. In het eerste geval volgt een veroordeling en een straf. In het tweede geval volgt een internering en kan men een beroep doen op de gespecialiseerde centra binnen de forensische zorg. Als daar blijkt dat de persoon onbehandelbaar is, valt de keuze voor een levenslang verblijf in een ‘long-stay’ unit. Net om te voorkomen dat ze opnieuw ernstige feiten zouden kunnen plegen.
De gespecialiseerde zorg van de forensische diensten is dus ontoegankelijk voor veroordeelde gevangenen. Wordt het geen tijd dat deze diensten mensen in behandeling kunnen nemen op basis van hun psychische problematiek in plaats van hun juridisch statuut?
Er ligt dus nog veel werk op de plank als we drama’s als dat met kleuter Dean willen voorkomen. Een betere toeleiding tot de juiste zorg is essentieel. Daarmee moeten we starten tijdens de detentie. Het helpt de betrokkenen en maakt de samenleving veiliger. Ook al beseffen we dat we nooit alles kunnen oplossen of voorkomen, zoals psychiater Kirsten Catthoor terecht aanhaalde (DS 25 januari).
Veel hulpverleners geven elke dag het beste van zichzelf om met gedetineerden aan de slag te gaan. Toch denken we dat we hier nog veel kansen laten liggen. Dat er een roep ontstaat naar langere straffen is een normale reflex. Maar wie de sector kent, weet dat tien jaar in detentie verblijven meer nadelen heeft dan voordelen. Als we de samenleving veiliger willen maken, kunnen we het best investeren in betere zorg.
© De Standaard
Klik op de afbeelding hieronder om het artikel te bekijken zoals het in De Standaard stond gepubliceerd.
Please note, the translation with Google Translate is not always 100% correct, for which we apologize.
We offer this option to translate so that everyone has the chance to view this site in his or her own language.
Activate Translation-bar