Dit artikel kwam tot stand via Zorgnet-Icuro en kadert in de artikelenreeks Depressie van Zorgwijzer, in samenwerking met Te Gek!? voor de Wellicht-campagne over depressie.
Prof. dr. Nathalie Vanderbruggen is diensthoofd psychiatrie in het UZ Brussel. Haar specialisatie ligt onder andere bij angst- en stemmingsstoornissen, middelgerelateerde en verslavingsstoornissen, persoonlijkheidsstoornissen, psychotherapie... Zorgwijzer sprak met haar over het hoe en wat van een depressie, de nieuwe tendensen in behandeling en het belang van de context en familie.
Te Gek!? wijdt zijn nieuwe jaarcampagne aan depressie. Een goed idee?
“Absoluut. Want ondanks het feit dat depressie steeds meer aandacht krijgt, heerst er toch nog een taboe rond. Velen voelen schroom om erover te praten en hulp te zoeken, ze schamen zich of voelen zich onterecht ‘zwak’. Depressie is een ernstige ziekte die een belangrijke vermindering van de levenskwaliteit met zich meebrengt en een negatieve impact heeft op de relaties met de omgeving. Het leidt vaak tot tijdelijke werkonbekwaamheid, rolbeperking en houdt een verhoogd risico in op suïcide. De campagnes van Te Gek!? hebben in het verleden al bewezen dat ze heel drempelverlagend werken. Ze brengen geestelijke gezondheidsproblemen onder de aandacht en dat is anno 2022 nog steeds nodig. Informatieverstrekking en sensibilisering zijn een belangrijke vorm van preventie. Te Gek!? brengt moeilijke thema’s op een erg toegankelijke manier, via getuigenissen van ervaringsdeskundigen en dankzij de medewerking van Bekende Vlamingen en artiesten.”
Wat zijn de belangrijkste taboes en vooroordelen?
“Heel wat mensen onderschatten de ernst van de ziekte. Iedereen voelt zich weleens een periode wat neerslachtig, maar dat heeft niets met depressie te maken. Depressie brengt een zeer intens lijden teweeg en heeft een enorme impact op het dagelijks leven. Mensen met een depressie krijgen vanuit hun omgeving vaak goedbedoelde adviezen als ‘doe eens iets leuks, ga een tijdje op vakantie…’ Zulke boodschappen zijn pijnlijk voor de patiënt. Mensen met een depressie kúnnen niet genieten van vakantie, een leuke film of een stevige wandeling. Die adviezen wakkeren schuld- of schaamtegevoelens aan, alsof patiënten onvoldoende inspanningen doen om beter te worden.”
Wanneer spreken we over een depressie?
“Een depressie is een stemmingsstoornis met als belangrijkste symptomen: zware neerslachtigheid, gebrek aan plezierbeleving en interesse; en dat bijna elke dag, gedurende minstens twee weken. Die symptomen gaan gepaard met andere lichamelijke, gevoelsmatige en cognitieve moeilijkheden zoals verminderde of toegenomen eetlust, slaapstoornissen, psychomotorische vertraging of agitatie, vermoeidheid en verlies van energie, gevoelens van waardeloosheid en/of schuldgevoelens, twijfelzucht, geheugen-en concentratiestoornissen en soms suïcidegedachten.”
Is burn-out ook een vorm van depressie?
“Nee, dat zijn twee aparte aandoeningen. Ze worden soms met elkaar verward, omdat er bij beide enkele gelijkaardige symptomen voorkomen, zoals zeer invaliderende vermoeidheid, verlies van energie, slaapstoornissen en cognitieve problemen. Het grote verschil is dat mensen met een burn-out wel zin hebben om iets te ondernemen, maar het ontbreekt hen aan energie. Terwijl mensen met een depressie zin noch motivatie hebben om iets te doen. Bovendien zijn er belangrijke contextuele verschillen: burn-out is vooral werkgerelateerd, terwijl depressie een impact heeft op alle levensdomeinen en op alle aspecten van het functioneren. Burn-out is dus veeleer een probleem van energietekort door langdurige mentale overbelasting, terwijl depressie een stemmingsstoornis is.”
Niet iedereen met een grotere kwetsbaarheid zal ooit een depressie ontwikkelen. Veel hangt af van de persoonlijkheid.
Hoe vaak komt depressie voor? En hebben bepaalde groepen meer kans dan andere?
“De levensprevalentie in België (de kans om ooit in het leven een depressie door te maken) schommelt tussen de 15 en 35%. De meeste mensen ontwikkelen een eerste depressie rond hun twintigste à dertigste levensjaar. Het komt dubbel zo vaak voor bij vrouwen als bij mannen. Overige kwetsbare groepen zijn ouderen, alleenstaanden en de laatste decennia zien we ook een belangrijke toename bij jongeren. Depressie wordt veroorzaakt door een combinatie van biologische, psychologische en sociale factoren. Een van de biologische factoren is genetische kwetsbaarheid: er is dan een grotere gevoeligheid om een depressie te ontwikkelen indien zich ook heftige levensgebeurtenissen voordoen. Andere biologische factoren zoals bepaalde lichamelijke aandoeningen - denk maar aan schildklier- en bijnierschors-afwijkingen, hart- en vaatziekten, diabetes of chronische pijn - maar ook het gebruik van middelen en medicijnen kunnen aanleiding geven tot een depressieve stoornis. Psychologische en sociale factoren spelen eveneens een rol. Een van de meest consistente bevindingen in onderzoek is dat een depressieve episode vaak wordt voorafgegaan door stressvolle gebeurtenissen. Belangrijke verlieservaringen bijvoorbeeld, zoals het wegvallen van een partner of een job, of het afnemen van lichamelijke capaciteiten door ouderdom, kunnen depressie uitlokken. Ook vroegkinderlijke trauma’s kunnen mensen levenslang meer gevoelig maken voor somberheid en depressie. Toch zal niet iedereen met een grotere kwetsbaarheid ooit een depressie ontwikkelen. Veel is afhankelijk van de persoonlijkheid. Mensen wiens probleemoplossend vermogen beperkt is, grote faalangst hebben of juist heel perfectionistisch zijn en hoge eisen stellen aan zichzelf, zijn er meer gevoelig voor.”
Wat zijn de belangrijkste behandelingen?
“Bij een milde tot matige depressie dringt zich niet altijd medicatie op, maar kunnen patiënten al veel baat hebben bij betere zelfzorg: meer bewegen en sporten, voldoende slapen, gezond eten, minder alcohol drinken, stress vermijden… Ook mindfulness en relaxatie kunnen goed helpen. Daarnaast is psychotherapie belangrijk, om meer zicht te krijgen op het eigen functioneren en opnieuw grip te krijgen op het leven. De patiënt leert beter om te gaan met stressvolle situaties en signalen te herkennen die opnieuw een depressie zouden kunnen uitlokken. Bij een ernstige depressie zijn antidepressiva wel aangewezen en levert de combinatie van medicatie en psychotherapie de beste resultaten. Antidepressiva werken in op de mechanismen in de hersenen die verantwoordelijk zijn voor depressie. Ze kunnen ervoor zorgen dat de zwaarste symptomen onder controle raken, zodat de patiënt zich kan openstellen voor psychotherapie.”
Over antidepressiva bestaat nochtans de nodige controverse.
“Er wordt vaak beweerd dat te veel mensen antidepressiva slikken, vooral de huisartsen worden daarvoor met de vinger gewezen. Het klopt dat ongeveer 8% van de bevolking antidepressiva neemt. Maar antidepressiva worden ook voorgeschreven voor andere indicaties zoals angststoornissen of obsessief compulsieve stoornissen. De antidepressiva die vandaag het meest worden voorgeschreven, hebben veel minder bijwerkingen dan de oudere preparaten. Er doen echter nog veel mythes de ronde. Dat antidepressiva verslavend zouden zijn bijvoorbeeld: dat is niet het geval.”
Zijn er nog alternatieven?
“Als psychotherapeutische en farmacotherapeutische strategieën onvoldoende opklaring geven van de depressie kan, op indicatie, eventueel gebruik gemaakt worden van neuromodulatietechnieken. Dat zijn behandelvormen waarbij de activiteit van welbepaalde delen van de hersenen worden gestimuleerd of onderdrukt. Elektroconvulsietherapie (ECT) is de oudste en meest werkzame biologische behandeling voor depressie, maar ook voor catatonie, manische toestandsbeelden of psychose. Tijdens ECT wordt, onder narcose, een elektrische impuls toegediend waardoor er in de hersenen een ontlading of een convulsie ontstaat. Uit cijfers blijkt dat 41 tot 91% van de patiënten met depressie na deze behandeling het beter stellen. Bij een psychotische depressie herstelt zelfs minstens 90% van de patiënten binnen de twee weken na de start van de behandeling. Er zijn eigenlijk weinig contra-indicaties. De bijwerkingen die het meest voorkomen, zijn misselijkheid en hoofdpijn. Ook kan een deel van de patiënten tijdens de behandeling met ECT moeite ervaren met het inprenten van nieuwe informatie. Maar meestal verdwijnt dat volledig enkele weken na het staken van de ECT–kuur.
Transcraniële magnetische stimulatie (TMS) is een nieuwere techniek die ingang vindt bij verschillende neuropsychiatrische aandoeningen. Hierbij hoeft de patiënt niet onder volledige narcose te worden gebracht. Die techniek maakt gebruik van een elektromagnetische stimulatiespoel die tegen de hoofdhuid wordt gehouden boven een bepaald hersengebied. In die spoel wordt een magnetisch veld opgewekt dat door de schedel heen dringt en ter hoogte van de hersenschors een elektrische activiteit opwekt en zo de neuronale activiteit moduleert. Er zijn geen noemenswaardige bijwerkingen en deze techniek heeft geen negatieve invloed op de cognitie. Er zijn ook nog andere neuromodulatietechnieken voor depressie mogelijk zoals Nervus Vagusstimulatie (NVS), transcraniële Direct Current Stimulatie (tDCS) en Deep Brain Stimulatie (DBS).”
Ook lichttherapie wordt steeds vaker gebruikt: werkt dat echt?
“Voor mensen met een seizoensgebonden depressie, ook wel ‘winterdepressie’ genoemd, kan chronotherapie - waarvan lichttherapie deel uitmaakt - werken. Die depressie begint in het najaar en gaat voorbij in het voorjaar. Die periodes moeten zich minstens twee jaar na elkaar voordoen. Een winterdepressie gaat gepaard met atypische kenmerken zoals een verhoogde eetlust met vooral craving naar koolhydraten, een uitgesproken vermoeidheid en slaapbehoefte, gebrek aan energie en prikkelbaarheid. Bij lichttherapie wordt de persoon kort na het ontwaken gedurende een halfuur blootgesteld aan een sterk wit of blauw licht van minstens 10.000 lux. Lichttherapie verlaagt de concentratie melatonine in het bloed. Daardoor wordt de slaapbehoefte minder en nemen ook de andere klachten af, waardoor men weer beter kan functioneren.”
Het is jammer dat veel patiënten zo lang wachten om hulp te zoeken. Hoe sneller men iemand kan behandelen, hoe beter de resultaten.
Moeten patiënten met een depressie ook vaak worden opgenomen?
“Er is al jaren een trend bezig naar meer vermaatschappelijking van de zorg: bedden in psychiatrische ziekenhuizen worden afgebouwd en er wordt meer ingezet op ambulante hulpverlening. Dat is positief: de meeste patiënten die lijden aan een depressie kunnen ambulant worden geholpen. Maar er zijn natuurlijk uitzonderingen. Soms is de depressie dermate ernstig dat iemand niet meer in staat is om voor zichzelf te zorgen. Of er is sprake van suïcidegedachten en er kan thuis onvoldoende veiligheid worden geboden. In zulke gevallen kan een opname meer nabijheid van zorg bieden. Meestal verwijst de huisarts, psycholoog of psychiater de patiënten door voor opname. Maar het gebeurt ook geregeld dat patiënten via spoed binnenkomen, na een suïcidepoging bijvoorbeeld.”
Zijn suïcide en depressie onlosmakelijk met elkaar verbonden?
“Niet altijd. We weten dat ongeveer 4% van de patiënten die een depressie doormaken, overlijden aan suïcide. Al is er natuurlijk een grotere groep die ooit een suïcidepoging onderneemt. Men neemt aan dat van alle mensen die zich van het leven benamen, ongeveer de helft aan een depressieve stoornis leed. Daarnaast kunnen ook andere psychische aandoeningen een rol spelen, zoals angststoornissen of andere psychosociale factoren. Hulpverleners mogen niet aarzelen dat te bespreken, de laatste jaren is daar veel meer aandacht voor. Vaak voelen patiënten zich opgelucht als ze hierover kunnen praten, omdat ze er al lang mee worstelen. Ze durven het niet altijd uitspreken voor hun naasten, uit angst voor afwijzende reacties. Door als hulpverlener het probleem in kaart te brengen, kun je samen kijken waar de patiënt het meeste nood aan heeft.”
Als de patiënt ermee instemt - wat meestal het geval is - kan het betrekken van familie en naasten een enorme meerwaarde zijn voor het herstel.
Wat kan de rol van familie en naasten zijn?
“De psychiatrie had van oudsher de traditie om de context van patiënten weinig of niet te betrekken. Zorgverleners hebben het soms moeilijk met multipartijdigheid en loyauteitsconflicten. Ze verschuilen zich dan achter het beroepsgeheim. Tegenwoordig is er gelukkig veel meer aandacht voor de context, al kan het zeker nog beter. Als de patiënt ermee instemt - wat meestal het geval is - kan het betrekken van familie en naasten een enorme meerwaarde zijn voor het herstel van de patiënt. Het heeft geen zin om een patiënt na zijn behandeling in een ziekenhuis bijvoorbeeld naar huis te sturen, als zijn naasten niet weten hoe ze hem verder kunnen steunen.”
Krijgen familieleden zelf ook ondersteuning?
“Dat gebeurt nog te weinig. Terwijl zij uiteraard ook lijden onder de depressie van hun naaste. Men weet bijvoorbeeld dat kinderen van wie de ouder een depressie heeft meegemaakt, zelf ook kwetsbaarder zijn om psychische problemen te ontwikkelen. Het is dus heel belangrijk dat ze goed gesteund en begeleid worden. Ook partners van patiënten moeten beter geïnformeerd en begeleid worden, zodat ze begrijpen waaraan de patiënt nood heeft en hoe ze hun partner het best kunnen bijstaan.”
Iedereen voelt zich weleens een periode wat neerslachtig, maar dat heeft niets met depressie te maken.
Gemiddeld duurt het een jaar voor iemand hulp zoekt voor een depressie. Hoe komt dat?
“Vaak heeft dat te maken met een aanvankelijke onderschatting van het probleem: veel mensen vermoeden dat hun sombere stemming vanzelf zal overgaan. Maar daarmee gaan ze voorbij aan de ernst van een depressie, die veel fundamenteler is dan een droevige bui. Bovendien heerst bij velen nog schroom om toe te geven dat ze aan een depressie lijden. De ziekte wordt nog vaak geassocieerd met zwakte, waardoor mensen zich schamen of schuldig voelen. Uiteraard is het jammer dat veel patiënten zo lang wachten om hulp te zoeken. Hoe sneller men iemand kan behandelen, hoe beter de resultaten. Ook omdat het aantal verlieservaringen zich vaak snel opstapelt: mensen die lange tijd met een depressie worstelen, verliezen soms hun werk, de band met vrienden of hun gezin. Dat maakt het herstel veel zwaarder.
Ik zie wel positieve signalen: de geestelijke gezondheidszorg krijgt steeds meer aandacht en het stigma lijkt stilaan te verdwijnen. Door organisaties als Te Gek?!, maar ook omdat de media er vaker over berichten. Ook de overheid doet inspanningen. Recent heeft de federale overheid een aanzienlijk budget voorzien voor de netwerken GGZ. Die krijgen de opdracht om eerstelijnspsychologische zorg te ontwikkelen in hun geografisch gebied. Dat zal onvoldoende zijn om iedereen te helpen en de wachtlijsten voor ambulante hulp weg te werken, maar het is een belangrijke eerste stap. Al kunnen we natuurlijk meer doen. Op dit moment gaat 6% van het budget voor gezondheidszorg naar geestelijke gezondheid. Volgens de OESO zou dat minstens 10% moeten zijn. Daar zijn we dus nog niet. Maar ik denk dat de geesten stilaan rijp worden om meer te investeren in geestelijke gezondheidszorg. Dat is misschien toch één positief gevolg geweest van covid: ineens begrijpen veel meer mensen het belang van mentale gezondheid.”
TEKST: STEFANIE VAN DEN BROECK - BEELD: TINI CLEEMPUT
Maart 2022
© Zorgwijzer van Zorgnet-Icuro
Lees ook de andere artikels in deze Zorgwijzer-reeks over depressie, i.s.m. Te Gek!?:
Please note, the translation with Google Translate is not always 100% correct, for which we apologize.
We offer this option to translate so that everyone has the chance to view this site in his or her own language.
Activate Translation-bar